24-04-2015, 17:02
Wie van tv-leverancier verandert, moet ook een nieuwe decoder aanschaffen. Een Belgische studie onderzocht op vraag van het BIPT of het niet mogelijk zou zijn één decoder te ontwikkelen die de tv-signalen van zowel Proximus als Telenet kan ontvangen. Technisch lijkt er geen probleem, maar dat is niet alles.
De telecomregulator liet een studie uitvoeren door professor dr. Ir Erik Dejonghe, in een vorig leven nog COO bij Barco, en is een gevolg van een parlementaire vraag van enkele jaren geleden aan toenmalig minister voor telecom Johan Vande Lanotte. De studie zelf werd al in december 2013 afgerond, maar wordt nu publiek gemaakt door het BIPT
De bevindingen zijn genuanceerd. In die zin dat het volgens Dejonghe technisch zeker mogelijk is om een gemeenschappelijke box te ontwikkelen die de tv-signalen van zowel Telenet (via de coax-kabel) als Proximus (IPTV via het DSL-netwerk) kan ontvangen. Het volstaat om een toestel te bouwen met beide unieke componenten in verwerkt.
Maar ondanks de technische mogelijkheid acht de onderzoeker zo'n toestel economisch niet levensbatbaar. "DVB-C (digitale tv via de kabel, nvdr) bevat componenten die niet nodig zijn voor IPTV en omgekeerd. Het gaat onder meer over de zaken die nodig zijn voor de beveiliging van het aanbod," klinkt het in de conclusie
De prijs van zo'n toestel zou dus een stuk hoger liggen. Daar komt nog bij dat de ontwikkeling veel complexer en dus langduriger zou zijn met als risico dat een settopbox voor zowel Proximus als Telenet duurder is en sneller gedateerd raakt.
Netflix & Stevie
De studie haalt ook streamingdiensten (OTT-spelers) als Stievie en Netflix aan, die eind 2013 respectievelijk in testfase zat en nog niet beschikbaar was in ons land. Hier maakt het niet uit welke operator je gebruikt. Daarom ziet Dejonghe dit wel als een eerste aanzet naar een tv-omgeving zonder netwerkspecifieke ontvanger.
Daarbij nuanceert hij wel dat de streamingdiensten afhankelijk zijn van een zogenaamd 'best effort', wat wil zeggen dat de kwaliteit minder gegarandeerd is dan bij klassieke digitale tv. Ook was de bandbreedte in 2013 nog te beperkt om digitale tv volledig en overal te vervangen.
De telecomregulator liet een studie uitvoeren door professor dr. Ir Erik Dejonghe, in een vorig leven nog COO bij Barco, en is een gevolg van een parlementaire vraag van enkele jaren geleden aan toenmalig minister voor telecom Johan Vande Lanotte. De studie zelf werd al in december 2013 afgerond, maar wordt nu publiek gemaakt door het BIPT
De bevindingen zijn genuanceerd. In die zin dat het volgens Dejonghe technisch zeker mogelijk is om een gemeenschappelijke box te ontwikkelen die de tv-signalen van zowel Telenet (via de coax-kabel) als Proximus (IPTV via het DSL-netwerk) kan ontvangen. Het volstaat om een toestel te bouwen met beide unieke componenten in verwerkt.
Maar ondanks de technische mogelijkheid acht de onderzoeker zo'n toestel economisch niet levensbatbaar. "DVB-C (digitale tv via de kabel, nvdr) bevat componenten die niet nodig zijn voor IPTV en omgekeerd. Het gaat onder meer over de zaken die nodig zijn voor de beveiliging van het aanbod," klinkt het in de conclusie
De prijs van zo'n toestel zou dus een stuk hoger liggen. Daar komt nog bij dat de ontwikkeling veel complexer en dus langduriger zou zijn met als risico dat een settopbox voor zowel Proximus als Telenet duurder is en sneller gedateerd raakt.
Netflix & Stevie
De studie haalt ook streamingdiensten (OTT-spelers) als Stievie en Netflix aan, die eind 2013 respectievelijk in testfase zat en nog niet beschikbaar was in ons land. Hier maakt het niet uit welke operator je gebruikt. Daarom ziet Dejonghe dit wel als een eerste aanzet naar een tv-omgeving zonder netwerkspecifieke ontvanger.
Daarbij nuanceert hij wel dat de streamingdiensten afhankelijk zijn van een zogenaamd 'best effort', wat wil zeggen dat de kwaliteit minder gegarandeerd is dan bij klassieke digitale tv. Ook was de bandbreedte in 2013 nog te beperkt om digitale tv volledig en overal te vervangen.
